De discussie over de overeenkomst van opdracht – waarover Jan van Gool op 4 september…
Wie stelt bewijst….
De bovenstaande kreet zal iedereen die wel eens betrokken is geweest in een procedure bij de civiele rechter niet onbekend in de oren klinken. Het is een van de uitgangspunten van het bewijsrecht. In sommige gevallen heeft de rechter bepaald dat er een zogenoemde omgekeerde bewijslast geldt. Echter, als het niet aan de orde is geldt over het algemeen het uitgangspunt dat de partij die feiten of omstandigheden stelt die de grondslag van haar vorderingen zouden dragen, deze ook heeft te bewijzen. Dat kan soms een zeer lastige opgave zijn, als specifieke documenten niet het bezit zijn of -erger nog- uitsluitend in handen zijn van de wederpartij. Ook kunnen getuigen die mogelijk iets zeer belangrijks kunnen verklaren plotseling zoek zijn of lijden aan spontaan geheugenverlies. Niet zelden haalt de partij die een bewijsopdracht van een rechter krijgt bakzeil omdat men het bewijs niet rond krijgt.
Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht
Per 1 januari 2025 treedt de bovenstaande nieuwe wet in werking. Deze wet vereenvoudigt en verduidelijkt de mogelijkheden voor partijen om vooraf en tijdens een civiele procedure belangrijke informatie te verkrijgen over hun geschil. Daarnaast geeft de wet de rechter en partijen meer duidelijkheid die de rechter tijdens een zitting heeft om informatie over de zaak met partijen te bespreken, zodat voorkomen kan worden dat bepaalde feiten onderbelicht blijven of in de ogen van partijen verkeerd uitgelegd worden. Concreet houdt de wet het volgende in:
- De verschillende mogelijkheden die de wet nu kent om voorafgaand aan een procedure via de gerechtelijke weg om aan informatie en bewijs te komen worden samengevoegd. Voortaan kan de rechter via één gezamenlijk verzoek worden verzocht om verschillende bewijsverrichtingen toe te staan. Een voorbeeld kan zijn het verzoek om een getuigenverhoor te gelasten, in combinatie met een gerechtelijk deskundigenonderzoek. Nu worden hiervoor aparte verzoeken ingediend en deze worden apart beoordeeld.
- Er worden duidelijkere regels geschapen op het recht op inzage in de stukken die zich bij de wederpartij bevinden. Dit recht wordt zo in lijn gebracht met methoden als het getuigenverhoor of het deskundigenbericht en gaan ook gelden voor informatie zoals computerbestanden. Ook kan het inzagerecht jegens derden (die geen partij zijn bij het geschil) worden ingeroepen.
- De rechter krijgt een actievere rol om met partijen te spreken over de door hen aangevoerde feiten. Zeker in het verleden werd van de rechter verwacht “lijdelijk” te zijn en enkel uit te gaan van hetgeen door partijen was gesteld.
- Het zogenaamde bewijsbeslag krijgt een wettelijke grondslag. Via jurisprudentie was het zogenaamde bewijsbeslag al gemeen goed te worden. Dit krijgt nu een wettelijke basis. Daarnaast wordt ook de mogelijkheid om een gerechtsdeurwaarder te vragen om een bepaalde feitelijk toestand objectief te beschrijven in een zogenaamd proces-verbaal van constateringen, wettelijk vastgelegd.
Oude en nieuwe procedures
De nieuwe regels gelden alleen voor procedures die na 1 januari 2025 worden gestart. Voor wat betreft “oude” procedures blijven de huidige regels gelden.
Indien u meer informatie over dit onderwerp wil hebben, neem dan contact op met Jan van Gool, Christel van den Reek of Mark van Loo, allen gespecialiseerd in ondernemingsrecht en civiele procedures.